Sensorische integratietherapie
Wanneer we met onze zintuigen iets zien, voelen, ruiken, proeven of horen, noemen we dat waarnemen. Vaak is een dergelijke waarneming aanleiding voor ons om iets te doen of juist niet te doen. Maar ook bij dagelijkse activiteiten zoals eten en aankleden, maken we gebruik van de informatie van deze waarnemingen. De samenwerking tussen waarnemen en de activiteit die daarvan het gevolg is, wordt sensomotorische integratie genoemd.
Problemen met de sensomotorische integratie ontstaan door stoornissen in de verwerking van die zintuigprikkels. Dit doet zich vooral voor met de informatie die de verschillende vormen van het voelen oplevert. We voelen dan ons lichaam en onze bewegingen onvoldoende. Daardoor gaan veel activiteiten fout, gebeuren langzaam of gebeuren niet logisch. Als de verwerking van deze prikkels niet goed verloopt, kan dit verwarrende en onduidelijke problemen opleveren op het gebied van motoriek, gedrag en leren.
Dit kan zich uiten in:
- Extreme activiteiten doen zonder gevaar te zien of juist in de kleinste activiteiten gevaar/bang zijn
- Fel reageren op licht of bepaalde geuren
- Geïrriteerd raken van merkjes in nek van kleding of het dragen van bepaalde stoffen
- Hyperactiviteit of juist weinig bewegen en snel moe worden
- Onhandigheid, veel vallen en moeite hebben met evenwicht
- Schrikken van aanrakingen
Sensorische integratietherapie is een behandelmethode voor kinderen en volwassenen. Door het aanbieden van gedoseerde prikkels voor de verschillende zintuigsystemen afzonderlijk en in combinatie met elkaar wordt het lichaam gestimuleerd deze prikkels beter te verwerken. Een beter verlopende prikkelverwerking heeft doorgaans als resultaat een verbeterde, vloeiend verlopende motoriek, vooruitgang in (school-)vaardigheden, minder gedragsproblemen en meer zelfvertrouwen.
De sensorische integratie therapie wordt gegeven in het ErgoTherapeutisch Centrum aan de Wijffelterbroekdijk 6 in Weert. Het centrum zijn de ruimten specifiek ingericht voor het geven van deze therapie.
Kinderen
Wanneer de sensomotorische integratie niet goed functioneert, veroorzaakt dit vaak extra problemen bij kinderen die druk, angstig, onhandig of hoog sensitief zijn. Datzelfde komt ook voor bij kinderen met DCD, een allergie, ADHD, PDD-NOS, autisme, het Asperger-syndroom of het syndroom van Down en bij kinderen met een motorische- of een verstandelijke handicap.
De problemen zijn vaak verwarrend. De kinderen zijn wisselvallig in hun gedrag, hebben moeite met aandacht/ concentratie en kunnen niet stil zitten. Ze vertonen problemen, als onhandigheid, veel vallen, slechte coördinatie, slecht evenwicht, moeite met spelen of samenspelen, om onduidelijk redenen emotioneel reageren, moeite met aankleden en slordig eten. Hoewel ze goed kunnen zien en horen, draaien ze toch letters om, hebben moeite vormen en woorden te onderscheiden, of praten slechter dan andere kinderen van hun leeftijd.
Om goed te kunnen functioneren in het dagelijks leven is het belangrijk dat de zintuiglijke waarnemingen op de juiste manier verwerkt worden door het zenuwstelsel. De sensorische integratie vormt de basis van de motoriek, het leervermogen en het sociaal emotioneel functioneren.
Therapie
Kinderen met sensorische integratieproblemen kunnen niet vertrouwen op de informatie van uit de zintuigen,
hoewel de zintuigen zelf in tact zijn. De activiteiten zijn weinig doelmatig, omdat de inkomende informatie en de verwerkingsprocessen niet goed verlopen. Ze kunnen daardoor vaak een activiteit niet blijven volgen en/of volbrengen, daar veel dingen hun verwarren, afleiden, te erg opwinden of van hun stuk brengen. Kinderen met sensorische integratieproblemen hebben veelal een veranderlijke alertheid. Onder alertheid verstaan we de mate van oplettendheid. Doordat hun zintuiglijk informatiesysteem stabiliteit mist, kunnen ze minder goed aangepast reageren, terwijl ze doorgaans over een goede intelligentie beschikken. Sensorische integratietherapie richt zich op het belang van een goede integratie van de informatie, verkregen via de verschillende zintuigsystemen, door middel van het aanbieden van doelgerichte en specifieke activiteiten. Het doel is verandering aan te brengen in de manier waarop het zenuwstelsel van het kind de sensorische informatie organiseert, zodat het kind beter in staat is tot interactie met de wereld om zich heen. De therapie ziet er uit als spel, waarbij het kind zelf een grote inbreng heeft. De activiteiten zijn echter zo opgezet en ontworpen dat ze de juiste sensorische informatie verschaffen en de daarop passende reactie uitlokken. Er wordt uitgegaan van het ontwikkelingsniveau van het kind, waarbij de therapeut de individuele doelen bewaakt en bijstuurt.
Tijdens de behandelperiode wordt regelmatig contact onderhouden met de ouders, de arts en de school. Hoelang een kind therapie nodig heeft varieert, van een half jaar tot meer dan een jaar. Net als bij een gewone ontwikkeling vergt een verandering van het functioneren van het zenuwstelsel tijd. Het is een ontwikkelingsproces; afhankelijk van de aard van de problemen, de reactie op de behandeling en de participatie van de omgeving, zal het proces een kortere of langere tijd in beslag nemen.
Jongeren
In de pubertijd maakt het lichaam een snelle lichamelijke groei door, de hormonen beïnvloeden het lichaam en zijn bezig zelfstandig te worden. Al deze veranderingen kunnen de zintuigprikkels uit onze spieren en gewrichten, die ons informeren over houding en beweging, vaak onvoldoende bijhouden. Snel groeien, veroorzaakt altijd een tijdelijke onhandigheid. Om tijdens deze veranderingen letterlijk en figuurlijk ons evenwicht te bewaren, is regelmatig en veel bewegen noodzakelijk. In dit informatietijdperk krijgt het bewegen minder aandacht en ook op scholen schiet het bewegen er nogal eens bij in. De spieren worden onvoldoende gebruikt, waardoor het gevoel kan ontstaan dat we het contact verliezen met onszelf en het moeilijker wordt om de aandacht te richten op de dingen die we aan het doen zijn. We laten teveel zintuigprikkels langs ons heen gaan, of we hebben juist last van allerlei zintuigprikkels zoals van geluid, aangeraakt worden en bewogen worden. Over het algemeen is veel bewegen voor alle pubers goed. Activiteiten zoals naar school fietsen, sporten, dansen en andere lichamelijke activiteiten zijn goed voor ze. Heeft een puber ook nog last van sensomotorische integratie problemen, dan kan het nodig zijn extra gebruik te maken van zijn tastgevoel en evenwichtsgevoel, waardoor deze zintuigen, die informatie geven over het eigen lichaam, worden versterkt, zodat hij zich letterlijk en figuurlijk wat beter gaat voelen. Het belangrijkste is dat de jongeren zelf het initiatief neemt om iets aan de problemen te doen door dagelijks te zorgen voor een extra dosis sensorische prikkels.
Volwassenen
De zintuigprikkels uit onze spieren en gewrichten die ons informeren over houding en beweging, dringen onvoldoende tot ons door. We maken er onvoldoende gebruik van. Hierdoor wordt het moeilijker om de aandacht te richten op de dingen die we aan het doen zijn en kan het gevoel ontstaan, dat we het contact verliezen met onszelf. We laten dan teveel zintuigprikkels langs ons heen gaan of we hebben last van allerlei zintuigprikkels zoals die ontstaan door geluid, aangeraakt worden en bewogen worden.
Door bewust gebruik te maken van ons tastgevoel en het evenwichtsgevoel versterken we de zintuigprikkels die ons informatie geven over ons eigen lichaam, zodat we ons letterlijk en figuurlijk wat beter gaan voelen.
Mensen met RSI- klachten of een whiplash hebben vaak last van sensomotorische integratie problemen. Daarnaast loopt iedereen die lichamelijk of geestelijk een moeilijke periode doormaakt, de kans om het contact met zichzelf te verliezen en kan dan baat hebben bij het beter gebruiken van de zintuigprikkels die informatie over het eigen lichaam verschaffen.
Hoewel de adviezen, activiteiten en spelletjes beschreven zijn voor kinderen kunt u een aantal ook zelf uitvoeren.